Over het werk van
Gerard de Kuijer
‘Kunst hoeft niet begrepen te worden, je kunt het ondergaan,’ stelde De Kuijer. Hij was filosofisch en beschouwend. Schilderen en creëren waren voor hem noodzaak, het was een drang van binnenuit. ‘Mijn leven is mijn werk is mijn schilderij’, zo verwoordde hij dit zelf. Tegelijkertijd was De Kuijer ambigue in hoe hij kunst beleefde. Typerend was zijn uitspraak: ‘Er is iets in mij wat kunst verwerpt: kunst is provocatie en ik streef stilte na.’
Nadat hij tweeënhalf jaar een kunstopleiding aan de Sint Joost Academie had gevolgd, verliet hij de opleiding en is hij als autodidact aan de slag gegaan. Hij vestigde zich in het kleine Westfriese katholieke dorp De Weere in een voormalig café. Hij maakte er zijn eigen universum met een groot atelier, dieren, een moestuin en een wilde tuin met stenen en boomstronken, gebaseerd op de ideeën van Louis le Roi.
In zijn beginjaren als kunstschilder maakte De Kuijer zijn eigen olieverf met pigmenten. Door zelf kleuren te maken, leerde hij ze heel goed kennen. Kleuren zijn hem altijd blijven fascineren. In bijna al zijn schilderwerk experimenteerde hij met de verschillende invloeden van kleur en de effecten die ze op elkaar kunnen hebben.
De Kuijer voelde zich, zeker in zijn beginjaren, aangetrokken tot de emotioneel geschilderde kleuren die gebruikt werden in het abstract expressionisme en de daar aan verwante cobra-beweging. Hij was liefhebber van kunstenaars als Johannes Itten (en zijn kleurentheorie), Pablo Picasso, Mark Rothko, Hans Hofmann en ook van Theo Van Gogh. Maar voor zijn eigen werk is hij steeds minder naar andere schilders gaan kijken; hij maakte zijn kunst met volharding en vol overgave, zonder zich teveel door andere invloeden te laten meeslepen.
In de periode tussen 1970 en 1980 is De Kuijer heel productief geweest. Hij is toen acrylverf gaan gebruiken en strakker gaan schilderen. Rechte banen en geometrische vormen keren dan regelmatig terug in zijn werk. De begrenzingen maakte hij met behulp van papieren schildertape. Meestal is daarbij nog steeds (deels) een vrije en expressieve penseelvoering zichtbaar. Ook is de emotie in de meeste schilderijen gebleven, al is deze meer gekaderd in de rechtere vormen.
In zijn laatste periode, hij was toen al ziek, werkte hij met de figuren van de tangram. Door deze Chinese ruitvormige puzzel als uitgangspunt te nemen, kon De Kuijer zich puur met kleur bezig houden, zonder over de vorm te hoeven nadenken. De verschillende kleurencombinaties van de doeken zorgen voor steeds een andere ruimtelijke werking en gevoelsuitstraling.
De Kuijer signeerde veel van zijn schilderijen uit principe niet of niet zichtbaar. Hij vond: Je moet een schilderij beoordelen op wat je ziet en niet kijken naar de schilder. Hij heeft ook een periode gehad om de schilderijen met ‘Kuier’ te ondertekenen, dus zonder ‘j’. Op veel van zijn werk ontbreekt bovendien een datum – wat het soms lastig maakt het schilderij exact te dateren.
Bekijk het werk per jaar:
1960, 1961, 1962, 1963, 1964, 1965, 1966, 1967, 1968, 1969, 1970, 1971, 1972, 1973, 1974, 1975, 1976, 1977, 1978, 1979